B.A. & Boca - Bedbugs & Bharat
Door: Lambubino
Blijf op de hoogte en volg Mike
30 December 2012 | Argentinië, Buenos Aires
Het ging hier om een wens die bij velen en zo ook bij mij al ruim voor ‘Argentinië’ wordt aangewakkerd, maar dat na een eerste bezoek aan Buenos Aires leek te vervliegen. Met slechts twee korte verblijven in de hoofdstad voor de boeg, leek het inderdaad van mij weg te fladderen.
Een beetje lullig in elkaar geflanst, waarschijnlijk onder het genot van niet meer dan een oeroude versie van ‘Word’, hing een postertje in mijn nieuwe Hostel. Brak van een nacht met ingetrokken benen, snurkdoorlatende oordoppen en het vliegtuigvoedsel in de nachtbus, wendde ik af van de pupilvernauwende kleuren. Achttien seconden later kwam de boodschap binnen: “Boca Juniors spelen heden avond!!” Het ging hier niet om slechts een ordinair potje voetbal in de nationale topcompetitie maar om een wedstrijd in de “Champions League” van Zuid Amerika. De affiche gaf: “BOCA Juniors VS Fluminense uit Brazilie in de Copa Libertadores”, natuurlijk in het Spaans. La Bombonera, de thuishaven in de wijk Boca, zou de arena zijn voor de Actores del fútbol.
Verrot slapen in een nachtbus en gebroken aankomen in de drukte van Buenos Aires is een goede reden om de ontspanningsknop in te drukken: niet meer dan logisch! Echter dit lot uit de loterij missen: No way!! “Dan maar nog een nacht bikkelen tegen de slaap”, was de eerste gedachte. Dat de wekker de volgende ochtend om 06.00u zou afgaan en ik direct naar een hoge versnelling zou moeten doorschakelen om de boot naar Uruguay te kunnen pakken, was duidelijk. Geen enkele reden echter voor twijfel en dus ging ik nog geen half uur later mijn lot achterna om het bemachtigde ‘voucher’ te ruilen voor een levensecht toegangskaartje. Een avond hartstochtelijk schor schreeuwen en onderdompeling in het warme bad van de club der armen van deze miljoenenstad, werd mij niet meer afgenomen!
De befaamde en vooral gepassioneerde toewijding bleek in de avond een feit: het meerstemmig scanderen van “Boca Boca Boca” begon al voordat het heilig beton van het stadion te betreden was. Binnen, achter de doelen bevonden zich de echte fans. Na aantrekken van het ook voor mij niet te weerstane en dus aangeschafte Geel-Blauwe tricot van Boca, stond ik daar, tussen het rijkelijk transpireren. Enerzijds was het de adrenaline die de fanaten deed gutsen, anderzijds was het de temperatuur van rond de dertig graden die zorgde voor de zware zweetdampen rondom mij. Dit ondanks de uurtjes van afkoeling die waren ingetreden.
Aan de overkant, achter het andere doel, bleek een leegte gelaten te zijn op de tribune. Nog amper vijf minuten voor het eerste balcontact, was er eindelijk ook daar beweging te zien. Opeens domineerde slechts de prikkelingen voor het oor. Het stadion leek als één speler gericht op de lege plek, waar een aura van ‘geelblauw’, drummers en zangers, waarschijnlijk de muzikale topselectie van de supportersclub stuiterend van achter de coulissen zich verspreidde om het toch al opgelaaide vreugdevuur nog hoger op te porren. Er nam een show aanvang die ondanks een magere pot voetbal met een verhongerend resultaat, voortbruisde tot ver na de wedstrijd.
Dit stadion beweegt zoals gezegd. Het hiertegen ‘ongewapend’ beton en de supporters vibreren bij iedere beat van de basdrum die de gezangen opjaagt, iets dat de elf in het veld de welbekende twaalfde speler geeft. In dit geval hadden waarschijnlijk 13 extra spelers nog weinig goeds gebracht: Fluminense speelde gewiekster en liet ruimte voor Boca’s sterspeler Riquelme om te toveren met de bal. Uiteindelijk doelgericht toeslaan was de Braziliaanse tactiek. Het probleem: Riquelme’s medespelers bleken zijn hoog sensitieve balgevoel niet te herkennen met als gevolg dat de intelligente paasjes enkel de verdedigers van Fluminense bereikten. Deze ploeg wist uiteindelijk één keer meer te scoren, en dat is volgens Cruyff’s ijzeren wet het enige dat nodig is om te winnen.
Na twee helften gaf het scorebord 1-2. “Tijd om een taxi te scoren”, dachten wij (Duitse Jochem en ik). “Nog even de veiligheid waarborgen”, zagen wij over het hoofd. Om te voorkomen dat er een aantal supporters niet naar hun ‘casa’ maar uiteindelijk naar hun laatste rustplaats zou vertrekken, was het aan de Braziliaanse fans om een gepaste afstand tot ‘La Bombonera’ te zoeken. Wat overbleef leek echter verre van een moordzuchtige menigte: nadat de laatste helden de kleedkamer opzochten, trokken de Boca-fans als afgerichte puppies hun benen in om op het beton te gaan zitten. De drumband speelde gestaag door en sommigen zongen. Anderen analyseerden de voorbije negentig minuten. Dit zonder het nadruppelend zuurpissen zoals de familie Mulder bij ons zo graag propageerd. Naast de pijn viel ook aanvaarding( ‘de anderen waren beter’) en trots( ‘er was gestreden’) te bespeuren in de ogen van Los Xeneizes, de Boca fans. Met hen verbleven we nog een uur in het stadion.
Boca, zoals gezegd de club van de armen, brengt weinig geld in het laadje bij de taxi-chauffeurs van B.A.: slechts een handjevol taxi’s passeerde maar reed de menigte voorbij. De bussen werden volgeladen. Het zingen ging ook hier gewoon door. De wedstrijd was zeker niet bevredigend geweest, de gehele ambiance had ik nooit willen missen!!
Vamos a la Playa
Enkele uren later klonk een ongewenst geluid. De wekker en ik waren vroeg ingesteld, de nachtwaker te snel af. De dag die volgde, met een boot die de watergrens naar Uruguay passeerde en opvolgende uren met een beklemmend en geteisterd gevoel, vast tussen twee stoelen in de bus, deed hevig verlangen naar hangen in een heerlijke hotspring onder de handwarme hemel. Ik was te moe om met mijn buurvrouw, een heerlijk magere maar ook loenzende( alsof ze in 1 oogopslag de vier windstreken inspecteerde) Uruguaanse te babbelen. Er waren teveel reservefuncties operationeel om te kunnen slapen en de pijn in de ondertussen klemgekneusde knieën deed verlangen naar een gezonde mate van persoonlijke vrijheid. Dit was precies het plan: de stranden leken mij te roepen en ik gaf gehoor! Punto del Diablo riep het hardst. Dit ex-hippiegebeuren, met zijn geinige bouwwerkjes die doen denken aan een timmerdorp maar dan voor Ruigoordgangers, alles met een commercieel likje verf er overheen, maakte mond-op-mondreklame onder de backpackers. Ondanks de populariteit nam ik de gok en hier bleek weinig mis mee: de plek telde gave luitjes, vooral veel Argentijnen, handig om mijn Spaans mee te oefenen. Zo nodig nu ik bijna huiswaarts zou gaan!
Kolibries zoemden boven de gewenste hangmatten; de goedgevulde BBQ begon -zoals de gewoonte bleek- iedere avond rond 23.00u; er waren de drie Argentijnse chicas die bewust als zij waren van hun uitwerking op de mentale maar bovenal fysieke masculine leden van de tijdelijke commune, en zo met hun draaiende kontjes de irritatiekanalen van de andere vrouwen lieten volstromen; en de gastvrouw en –heer, een jong koppel, zaaide een gevoel van totaal thuiskomen.
Het was ook deze plek die een kwartje deed laten vallen. Eindelijk wist ik het! Aan wie Aysia, Naomy dus, mij al die tijd had laten denken zonder dit door te hebben gehad. De eerste avond in het Hostel werd er gekozen vanuit een flinke download aan films. Mijn voorkeur was duidelijk: ‘Le fabuleux destin d'Amélie Poulain’ met Audrey Tautou. Deze heerlijkheid van het Franse witte doek, die 129 minuten lang vele mannen weet te overtuigen van de keuze voor de verkeerde vrouw, gaf mij het overduidelijke gevoel dat mijn voormalig reisgenootje toch echt wel heel jong is. Gelukkkig maar! Ik wilde aan deze reis geen gevoel van totale verbittering overhouden omdat een ‘Amélie’ was langs gekomen en ik weer eens door mijn angst voor het ultieme was bevangen en zo stervend in mijn eigen tekort aan testosteron zou terugkeren in Nederland. De kou van het moederland was alles dat ik zou aankunnen: niks geen portie hartenzeer erbij! Dit viel dus reuze mee: ik val niet op jonge meisjes, heb ik mij voorgenomen.
Er was daarentegen wel één iets wat irriterend minpuntje in Punto del Diablo: de plaag van Bedbugs die het Hostel trof. Het zocht voornamelijk mijn matras op. De tweede dag, dicht bij de nog niet bezochte zee, ontwaakte ik vol ergenis en was het alsof naast de halve koe van de avond ervoor, ook ik de barbeque als slaaprooster had gebruikt. Mijn stemming was behoorlijk aangebrand en de huid zag rood met bulten: het dunne beschermlaagje had de bloedbanen niet weten te camoufleren en de ‘wantsen’ kregen waar ze op uit waren. De bloedzuigers! Als vonnis hiervoor kon de ook al getergde eigenaar van het Hostel maar tot één straf pleiten: de gaskamer! Mijn spullen werden in een afgesloten ruimte gelegd. Zo ook matrassen, dekens en al het mogelijke wat in de slaapkamer zou passen. Een ietswat provisorisch in elkaar geflanste gasbom zorgde, zoals later bleek, voor een geslaagde executie.
Na een dag zinloos smeren met een anti-jeukgoedje aangereikt door een overigens niet onaantrekkelijke Argentijnse, kon ik slechts dromen van een nacht zonder de bedbugs, met deze Argentijnse hobby-zuster, en een tentje achter de tuin van het Hostel zodat la enfermera de noche mij eens goed in de olie zou komen zetten. De volgende ochtend bevond ik mij in het genoemde tentje, zonder de bedbugs, en bleek de ‘nachtzuster’ het nooit tot achter in de tuin te hebben gemaakt: twee uit drie was in dit geval een enigszins teleurstellend resultaat!
Dit alles deed mij terugdenken aan mijn eerste ontmoeting met de ‘bedbugs’: de verre neefjes en nichtjes in India. Ondanks het vegetarisch cultuurgoed van toendertijd ongeveer tien Miljard inwoners, leken de ‘wantsen lak te hebben aan de soms iets wat strenge leer aangaande vleeseten die Hindoes er op na houden. Met hun steeksnuit zogen deze bedwantsen ook daar de logees die bij hun onder de wol kropen leeg.
Naast enigzins verdwaalde reizigers, zorgen de meeste ‘travellers’ voor een missie tijdens het back-packen. India geeft wat dit betreft een excursie voor leken. Diegenen die zich over de confronterende armoe, vervuiling en het cultuurshocken heenzetten, krijgen het wat dat betreft als op een Thali geserveerd: zoals een groot metalen blad dat een keur van kleine gerechten en sausen tergelijker tijd voorgeschoteld, dienen de reisdoelen in India zich zelf aan. ‘Chillums-pijpen uit klei- gevuld met charas (cannabis), oude ‘Enfield’ motoren, Israelische schoonheden, Techno-parties en hangmatten’; ‘lonken naar zelfbenoemde Guru’s’; ‘het hemels licht vanaf de toppen van de Himalaya’s’; ‘gedesoriënteerd stranden, na nachtelijk - ongestoord door ‘locals’- feesten op afgebakende, door wereldse jongeren bevolkte kusten’; ‘de keur aan nieuwe recepten en inzichten aangedragen door Ayurvedische helers, palmbladlezers en andere zich op de leergierige toeristen gerichte verspreiders van ongekende wijsheden’; ‘het proeven van locale varianten van de rijke Indiaase keuken’; ‘de herbeleving van lange tradities en soms onbegrepen cultuurgoed’; en ‘het backpacken op zich’. Slechts een paar redenen om India aan te doen. Mijn trip naar India duurde een half jaar maar werd stapsgewijs verlengd met vier maanden. Ik had redelijk kunnen sparen maar de ‘Hollander zorgde voor een sobere huishouding: loskomen van al de materieele, wereldse, van jezelf afleidende behoeften. Ook al een nog niet benoemd doel van de spiritueel reiziger in India! Natuurlijk stond ik dat als autonome backpacker niet geheel na: die afhankelijkheid van zoekende reisgenoten, niets voor mij!. Een beetje spiritueel flirten, niets mis mee. Er vooral niet in mee willen gaan was en is mij echter niet vreemd!
“Low budget reizen kenmerkt de echte reiziger”, was een regelmatig terugkerende gedachte . Dit ontwikkelde zich tot een sport: altijd fijn de competitie met anderen aan te gaan en met koele blik verkondigen dat een kamer voor 30 roepies geen uitzondering is. 10 roepies minder was dit daarentegen wel en toen ik deze kans kon pakken, sloeg ik de handen er stevig omheen. Waar in India dit voorgeschoteld werd? Ik ben al blij dat ietswat vage contouren van het dorpje in mijn visueel naslagwerk een plek vonden. Mijn 5 dagboeken over deze reis zullen het wel vertellen, maar niet meer aan mij: tijdens een nacht-treinreis tussen Varanasi en Delhi werden deze ‘heilige geschriften’ mij ontnomen!
Na een waarschijnlijk zeer genoegzame ‘Indian dish’ in het ‘contourendorp’ zocht ik mijn-tot dan toe-goedkoopste kamer op en kroop ik er snel tussen: met deze hoofdprijs in vaste handen ontkende ik de iets wat smoezelige lakens.
Zwetend, niet van de hitte die ik ondertussen gewend was, maar door irritatie en het draaien en keren, werd ik wakker. Wellicht nog geen uur later! “What the fuck!!” schreeuwde ik in mijn beste maar bijna vergeten Nederlands. Ik sprong uit bed, zag mijn benen en wist dat het nog een lange en vooral tergende nacht zou kunnen worden. Grote rode harde schijven bevolkten mijn onderstel. Ik voelde mij vies en besmet. “Niets anders dan snel dit gevoel van mij af douchen”, was de gedachte. “Maar waar??”. In het bouwvallig hok zou het zeker niet zijn: “nu weg!”, klonk de wens, en er was natuurlijk ook niets dat maar iets van een douche weg had!.
“Acceptatie van het lot”, “de wil van de goden”, “karma” en welke onzin dan ook, werd ter zijde geschoven: “Fuck India!”, bleef over.
Snel grisde ilk al mijn nog amper uitgepakte spul bij elkaar en propte het in de rugzak. Zonder mij af te melden rende ik het hostel uit en zag enkel een minzaam maantje in een omgekeerde lach. Het één-straat-dorp was verzonken in diepe slaap, niemand te bespeuren. Eerder op de avond was ik, bij het arriveren van mijn bus, aangesproken door een jongeman in keurig uniform. Hij had mij een kaartje gegeven van een, het enige, hotel. Ik had het hem terug gegeven: “ ik ben een backpacker-blik” sprak hierbij boekdelen.
De enkele lichtjes die aan het eind van de straat net niet zichtbaar waren, gaven de ingang van het Hotel aan. Ik liep de andere kant op, puur op gevoel. De warme lucht irriteerde de plekken op mijn benen en dit deed sneller lopen. Slechts vijf minuten later, na het voor de tweede keer passeren van mijn vorige Hostel, kwam ik aan bij het Hotel. Ik was nog altijd welkom, althans dat zei een bord aan de weg. Binnen was het uitgestorven. Wetende dat er in India altijd wel een nachtwaker aanwezig is, en deze in de regel slapend zijn werk doet, maakte het geen bezwaar om flink geluid te produceren. Met mijn nog altijd getergde stemming, ging dit vanzelf.
Ook hier, zoals vaker deze reis, sprong uit het niets een man op vanaf de grond, zijn bed. Onmiddelijk had hij wat formulieren die ik kon invullen. Ik liet mijn paspoort zien en kon op weg naar warm stromend water!
Er was genoeg betaald en alles was dan ook aanwezig in mijn nieuwe vertrek: een kleuren TV; het tweepersoonsbed; een minikoelkast die nog ingeplugd moest worden en dus op kamertemperatuur was; de airco; en bovenal de gewenste douche.
Die nacht keek ik een uur TV, voor het eerst in zeg 5 maanden, de uitzendingen in restaurants daargelaten, maar raakte het monotone van Osho beu. Er was slechts één kanaal dat niet ruisde en/of ook nog eens geluid meestuurde! Het werd mijn duurste nacht ooit. Dankzij de bedbugs!!
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley